In dit artikel:
Je neus achterna Hoe introduceer je je een nieuwe hond in huis? Kijk Teddy, dit is je nieuwe huis! Teddy is acht (of negen of tien) weken jong en anderhalf uur geleden bij de fokker opgehaald. Teddy weet niet wat er is gebeurd maar de nestwarmte is verdwenen, de bekende geuren zijn verdwenen en al zijn broertjes en zusjes waarmee hij zoveel avonturen heeft beleefd en dingen heeft ontdekt zijn ook in geen velden of wegen te bekennen. Daarvoor in de plaats staat daar nu een hele nieuwe “familie”‘ in de deuropening. Kan je bij thuiskomst die pup nu zo maar op de grond zetten in de huiskamer en het laten uitzoeken? Het antwoord is Nee! In dit artikel reiken we jou een methode om jouw nieuwe viervoeter snel vertrouwd te maken met haar nieuwe thuis. Herintroductie van wilde dieren Tijdens een van mijn talloze puppyintroducties kwam ik bij een gezin waarvan de meneer vol herkenning mijn handel en wandel gade sloeg. Hij was in zijn werkzame leven bioloog en had vaak herintroducties van wilde dieren zoals bevers of otters begeleid. Dat ging vroeger niet van een leien dakje. De bevers werden vooraf niet gewend aan reizen of zelfs maar aan het verblijf in een transportkooi/bench. Zodra de deur van de bench werd geopend keek de bioloog vol verwachting toe hoe de tot in de haarpunten gestreste bever er vandoor ging. In paniek ontvluchtte het dier de omgeving waar het was losgelaten en in de meeste gevallen liep dat niet goed af. Het mislukken van deze herintroducties was niet het gevolg van een voor bevers ongeschikt leefgebied maar uitsluitend een gevolg van stress en bijgevolg de paniek die enig rationeel denken en leren onmogelijk maakte. Na de zoveelste mislukking bedachten de biologen dat het verstandig was als de bevers minder gestrest op transport gingen en na het loslaten meer tijd hadden om aan hun nieuwe omgeving te wennen. De bevers werden gedrogeerd voordat zij op transport gingen. Het gevolg was dat ze na het openen van de bench eerst een half uur of langer groggy rondjes in de buurt van de kooi liepen. In deze tijdspanne namen ze de omgeving in zich op en wat belangrijker was, ze lieten hun eigen lichaamsgeur achter. Tegen de tijd dat de verdoving was uitgewerkt leken ze niet beter te weten dan dat ze de omgeving herkenden en vooral dat ze hun eigen geur roken. Vanaf dat moment slaagden de herintroducties steeds vaker. Dit is de belevingswereld van jouw kleine pup, en zoveel stress door onzekerheid en onbekende mensen, voorwerpen en geuren is niet de beste start in zijn nieuwe familie. Dus hoe zorg jij ervoor dat jullie nieuwe gezinslid ook bij jou thuis een goede start maakt? De autoreis
Een neus op pootjes Even een kleine uitstap naar het belangrijkste zintuig van de hond, de reukzin. De gemiddelde hond ruikt vijftigduizend tot honderdduizend keer beter dan een mens. Reukzin is voor ons mensen nog slechts van zo weinig belang dat we er niet eens een normaal kort woord voor hebben zoals we dat wel hebben voor mensen (en dieren) die niet kunnen horen of zien. Dan zijn we doof of blind, maar wat als we niet kunnen ruiken? “Organoleptisch gehandicapt?” beter kan ik het niet bedenken. Als een pup geboren wordt zitten ogen en oren nog dicht, die zijn de eerste tijd nog in ontwikkeling. Maar een half uur na de geboorte zijn de luchtwegen opgedroogd, is het vruchtwater uit keel en neus en zijn de longen ontvouwen. De reukzin werkt al. Op basis van die reukzin wordt de tepel van mama gevonden want in de tepelhof zitten kliertjes die feromonen, lokstofjes op basis van geur, afscheiden. De eerste kennismaking met de wereld waarin het pupje zojuist geboren is vindt dus al plaats op basis van geur. En gedurende de rest van het leven van jouw hondje zullen geuren altijd een hele belangrijke rol blijven spelen. Van jongs af aan is de hond bezig met het vormen van een enorm register, een complete database van geuren. Die geuren worden allemaal in de hersenen opgeslagen en onthouden, ze worden herkend en kunnen worden gevolgd, zelfs in extreem grote verdunningen. Op basis van deze eigenschap kunnen honden worden ingezet als hulphond bij epilepsie- of diabetespatiënten en kunnen ze kankercellen opsporen in bijvoorbeeld urinemonsters. Honden worden uitgezonden naar rampgebieden om zo snel mogelijk overlevenden te vinden, die zij herkennen aan de koolstofdioxide in de uitgeademde lucht van een slachtoffer dat bedolven ligt, of ze kunnen een levenloos lichaam zoeken op basis van andere geuren. Honden worden ingezet bij bagagecontrole op vliegvelden en pikken op wat de röntgenscanner niet op merkt. Dit werk is voor deze professionals zo intensief dat ze slechts een kwartier tot een half uur achter elkaar aan bagage mogen snuffelen op zoek naar geld, drugs, explosieven en andere smokkelwaar. Tijdens dit speurwerk zetten ze een groot deel van hun hersencapaciteit in. Niet alleen voor het vergelijken van wat ze ruiken met de in hun geheugen opgeslagen informatie, maar ook om zich tijdens hun werk ten volle te blijven concentreren. Letterlijk alle registers worden open getrokken. Dus na een relatief korte shift hebben ze pauze. Wij, jij en ik, de leden van een onbeholpen geurgehandicapte soort, kunnen ons nauwelijks een voorstelling maken van de grenzen van het reukvermogen en potentieel van onze viervoetige vrienden. De thuiskomst
Helpen doen we door veiligheid te bieden dus we tillen het pupje op en dragen haar op de arm door de tuin. Je praat zachtjes tegen je pupje, dat ze zo lief is dat ze het fijn gaat krijgen en dat je haar bezorgdheid begrijpt, het maakt niet uit wat je zegt het gaat erom hoe je iets zegt. Jouw stem vol warmte en compassie daar gaat het om, dat stelt haar gerust. Kijk daar staat een sneeuwklokje en daar een narcis, die zijn lief! Ze begrijpt toch niet wat je zegt en luistert alleen naar jouw intonatie. Die straalt rust uit. Als je pup wat minder gespannen is zet je haar op de grond en wacht je af of ze zelf de ontdekkingstocht door de tuin voortzet. Zo ja prima lekker laten gaan, zo nee weer een stapje terug en nog een keer begeleiden op de arm. Vroeg of laat wint de nieuwsgierigheid het van de verlegenheid en gaat jouw hondje op ontdekkingsreis.
Als de kleine uit zichzelf naar iemand toe komt is het natuurlijk een ander verhaal, maar wijk niet te ver af van het introductieplan en denk niet: ”Oh nu komt ze naar ons toe, we zijn klaar”. Dat pupje wordt een hond die, laten we hopen, nog vijftien jaar bij je rond loopt dus er is tijd genoeg om te knuffelen maar pas als ze er klaar voor is. Je begrijpt nu ook wel dat het niet de bedoeling is dat er direct vriendjes en vriendinnetjes op bezoek komen om naar de pup te komen kijken. Daar kan je het beste een aantal dagen mee wachten. Geuren verspreiden Na een minuut of tien minuten snuffelen zal je pup iets gewend raken aan zijn nieuwe omgeving en een meer ontspannen indruk maken. Nu is het tijd voor de eerste kennismaking in huis. Til je pup op en loop met je hondje op de arm een heel klein rondje door de huiskamer. Daarbij vertel je weer met kalme zachte stem tegen je nieuwe huisgenootje wat je allemaal ziet: “kijk hier is de televisie en dat is de bank, daar zitten we met z’n allen gezellig bij elkaar”. Je pup begrijpt ook nu helemaal niets van wat je vertelt en dat is ook nog steeds volkomen onbelangrijk. Je uitstraling is rust en vertrouwen, “Ik ben jouw veilige haven”. Dit eerste rondje door je huis duurt misschien maar een halve, hooguit een hele minuut en dan moet je alweer buiten zijn. Zet je pup weer in het gras of op de stenen en herhaal wat je de eerste keer deed. Stukje lopen en een snackje op de grond gooien. In korte tijd zal je pup zo gewend raken aan de nieuwe omgeving dat snackjes heel interessant worden. Dat is prima want bij elke stap die ze zetten en elke seconde dat ze buiten zijn laten ze hun eigen lichaamsgeur achter waardoor een volgende keer de omgeving steeds sneller herkend wordt als thuis. Na een paar minuten buiten en een aantal kleine snackjes verder kan je nu langzaam richting je huis lopen en naar binnen gaan, steeds op dezelfde manier, snackje op de grond gooien en stapje verder doen. Je maakt nu hetzelfde rondje door je huis als de eerste keer alleen staat de pup nu op haar eigen benen. Steeds weer gooi je een klein snackje op de grond en steeds weer loop je iets verder, en na elk rondje ga je de tuin weer in. Dit ritueel herhaalt zich een aantal keren en bij elke nieuwe ronde vergroot je de afstand iets. De eerste keer was het een rondje salontafel, in de volgende ronde pik je ook de eetkamertafel mee. Uiteindelijk heb je de hele woonverdieping bestreken, heeft je pup met allerlei nieuwe geuren, geluiden en voorwerpen kennis gemaakt en, en dat is misschien wel het belangrijkste, de pup heeft haar eigen geur ongemerkt met elk rondje door huis en tuin achter gelaten net zoals de groggy bevers na hun reis. Een introductie op deze manier neemt gemiddeld een half uur in beslag maar is essentieel voor de pup om te aarden. Uiteindelijk ga je naar binnen en ergens zitten. Kijk waar je pup gaat zitten of liggen. Daar leg je zijn mandje of kleedje neer want dat is zijn de zelfgekozen ligplaats. En die is zeer waarschijnlijk aan jouw voeten! Puppybrein Wat is er ondertussen in dat kleine puppenbrein gebeurd? Elke keer dat je een introductie cyclus herhaalde liet je pup wat lichaamsgeuren achter en snoof ongemerkt ook wat lichaamsgeuren van het vorige rondje op. In het eerste rondje waren er nog geen lichaamseigen geuren dus dat rondje hebben we bewust in de hoogst mogelijke veiligheidstoestand, op de arm, gemaakt. Daarbij bleef al wat puppygeur achter waar we het volgende rondje gebruik van gemaakt hebben. Na een aantal herhalingen zien we dat de lichaamshouding van je pup verandert. Die wordt zelfverzekerder. Het is alsof je pupje denkt: “waar ik nu ben weet ik niet maar het ruikt bekend, dus het zal wel goed zijn”, en daarna: “tsjonge, wat ben ik moe laat ik hier maar gaan liggen”. Het is aan te raden dit systeem van introduceren het hele leven van je hond vol te houden. Natuurlijk niet zo uitgebreid en het hoeft geen half uur te duren, als je hond eenmaal volwassen is zijn een paar minuten genoeg. Stel je gaat naar een lezing of cursus over de hond en zij is ook welkom. Loop met je hond even naar binnen en maak een rondje en ga weer naar buiten. Twee herhalingen zijn waarschijnlijk voldoende om je hond de tijd te geven de nieuwe omgeving in zich op te nemen en haar eigen lichaamsgeur achter te laten. Wat heb je nodig?
Bij de voorbereidingen op de komst van de pup heb je van alles in huis gehaald. Daarbij mogen vooral snackjes niet ontbreken. Op basis van geschikte voedingsmiddelen zoals stukjes gedroogde kipfilet, kippenhart, lamssnackjes etc. Dus niet de eerste de beste megapot fel gekleurde rommel uit de dierenwinkel maar verantwoorde snacks. Voorwaarde is dat ze klein zijn, ongeveer zo groot als een erwt, want zeker bij de introductie heb je er nogal wat nodig zonder dat je je pup gelijk overvoert. Knip ze desnoods in kleinere stukjes. Let er bij de aanschaf op dat ze niet gezoet zijn, en al helemaal niet met xylitol, want dat is giftig voor honden. De introductie van een volwassen hond verschilt niet van die van een pup, met de uitzondering dat je deze niet hoeft te dragen in de meeste gevallen. Veel succes en vooral veel plezier samen! Credits©2018 Eelco Neger / Monique Koelewijn : Sherlock in de Polder / Upsidedown Labradoodles. Bron: dogo.nl
0 Comments
Met het oog op de feestdagen wordt er vaak chocolade in huis gehaald.
Onderstaand plaatje laat zien hoe gevaarlijk chocolade kan zijn voor je hond. Een zeer recent interessant interview met dr. Nick Thompson, holistisch dierenarts in UK. Hij geeft diverse seminars en lezingen over rauwe voeding en holistische geneeswijzen, is ook hier in Nederland geweest. Hij heeft de Raw Feeding Veterinary Society opgericht, waar inmiddels heel wat pro rauw dierenartsen bij zijn aangesloten. https://rfvs.info/ Hij geeft in deze video inzicht waarom honden en katten rauwe voeding zouden moeten eten, bespreekt voor- en nadelen, haalt het stukje science aan (Universiteit Helsinki heeft al langere tijd zeer interessante onafhankelijke onderzoeken gedaan en er komt nog veel meer los over de voordelen van rauwe voeding) en geeft tips. Met dank aan Sandra Hoogendoorn via de Facebook pagina 'Natural Rearing voor Honden en Katten' ‘Sociaal contact’ - Is de hond een roedeldier?
Een hond heeft veel sociaal contact met andere honden nodig, dat hoor je steeds weer. Maar pas op, de hond is niet echt een roedeldier: zijn belangrijkste sociale contact is de mens. Sociaal zijn is een deugd. Het wordt de hond met de paplepel ingegoten. Het eerste sociale contact ervaart hij in de baarmoeder van de moederhond en daarna in het nest, in de ‘familieroedel’. Hier vindt een essentieel onderdeel van de socialisatie plaats. Als een pup te vroeg uit het nest wordt gehaald, leidt dit mogelijk tot tekorten in het sociale gedrag, omdat bepaalde vaardigheden niet of onvoldoende getraind zijn. In het dagelijks leven wordt sociaal gedrag verfijnd en bevorderd. De hond - een ‘semi-solitair’ wezen Het menselijk denken over de hond heeft nog steeds te kampen met de mythe van de wolf en roedelfantasieën. In werkelijkheid leven honden individueel, in paren of met z’n drieën, en zelden in groepen; hetzij in ons huishouden, in Centraal-Europa, hetzij op straat in andere landen. Zeer zelden delen ze hun leven in roedels, dat wil zeggen in een groep van verwilderde huishonden die zich bij elkaar gevoegd hebben ("Die Pizza-Hunde" van Günther Bloch, Kosmos-Verlag). Op hondencursussen worden nog steeds de meest uiteenlopende groepsoefeningen uitgevoerd, die geacht worden de socialisatie te bevorderen. Zo worden honden naast elkaar in ‘af’ of ‘zit’ gecommandeerd, opdat een soortgenoot door zijn baasje of vrouwtje aan een korte riem langs geleid kan worden. En soms, aan het einde van het lesuur, is het “honden los”, tot de vermeende vreugde van de vierbenige vrienden. Dit alles heeft met sociaal, socialisatie of nuttig voor dagelijks gebruik weinig van doen. Het woord ‘sociaal’ komt van het Latijnse ‘gezamenlijk’ en betekent zoveel als beleefd, attent en behulpzaam. Deze kenmerken zijn terug te vinden in de erfelijke eigenschappen van de hond, die wordt beschouwd als een zeer sociaal dier. Onderzoek en wetenschap hebben dat meermaals uitgewezen. De evolutie van wolf naar huishond maakt het mogelijk om te concluderen dat door domesticatie de mens voor hem het belangrijkste sociale contact is geworden. Wetenschappelijke experimenten hebben aangetoond dat honden eerst contact zoeken met mensen, niet met soortgenoten. Maar hoeveel sociaal contact met soortgenoten heeft een hond nodig? Volgens deskundigen hangt dat af van verschillende factoren, zoals ervaringen, omgang met en opvoeding, karakter/natuur, genetica, ras of zelfs van leeftijd, of een hond in contact wil komen met andere honden of niet. "Ga je nu socialiseren" Mensen hebben soms bijzondere ideeën over sociaal contact voor hun hond. Ontmoeten twee hondeneigenaren elkaar, dan betekent dit vaak "honden van de lijn", ongeacht met welke hond, met hoeveel honden en of ze elkaar leuk vinden of niet. Ze moeten immers met elkaar gaan dollen, dat ziet men als spelen. "Ga je nu maar socialiseren", zegt de mens, en vergeet hoe hij zelf sociale contacten onderhoudt: met geselecteerde mensen, via internet/telefoon, oogcontact, vriendelijk aanspreken, handen schudden, tot het tot een gesprek komt. Bij honden worden sociale contacten eerst op afstand gelegd, via waarneming door middel van geur, zicht of gehoor, totdat het tot een contact komt. Veel honden zouden een soortgenoot uit de weg gaan, als ze niet door de mens verhinderd werden om dit te doen. Ook de mening dat in het bijzonder puppy's of jonge honden veel contact moeten hebben met hun leeftijdgenoten, is misleidend (lees het artikel van Ute Blaschke-Berthold “Welpenspielgruppen aus verhaltensbiologischer Sicht” - http://hundemagazin.ch/welpenspielgruppen-aus-verhaltensbi…/). In de puppy- en jonge hondenleeftijd is het opbouwen van een goede relatie met de mens of gepast contact met volwassen honden belangrijker dan stoeien met leeftijdgenoten. En wat verondersteld wordt een spel te zijn, is vaak het oefenen van vaardigheden zoals jagen, drijven en hoeden, die in de maatschappij meestal ongewenst zijn. Sociaal contact met een andere hond is zinvol, als het beleefd en attent plaatsvindt. Daarom moet het vrijwillig zijn. Honden moeten niet tot contact gedwongen worden, als die poging tot mislukken gedoemd lijkt. Wanneer honden elkaar kennen, elkaar vertrouwen en goed op elkaar ingespeeld zijn, kunnen sociale contacten waardevol zijn. Maar er zijn ook honden die dat niet nodig hebben, wat volstrekt niet betekent dat ze asociaal zijn. ‘Sociale wandelingen’ zijn niet per se sociaal Aanbiedingen voor ‘sociale wandelingen’ kun je vooraf beter even goed onderzoeken. Om de ervaring en het leereffect goed te laten zijn, hebben honden die mate van afstand en tijd nodig dat ze zich er prettig bij voelen. Misschien vraagt het in het begin een afstand van 30 meter of meer. Tijdens sociale contacten moet de hond in staat zijn om zichzelf eruit terug te trekken, hij moet niet door dwang of een korte lijn geblokkeerd worden om in de situatie te blijven. Zijn gedragsuitingen laten de eigenaar zien wanneer hij hem moet helpen, of de situatie onschadelijk moet maken. Daarom is het zaak om altijd goed te blijven observeren. Gematigde sociale contacten, waarin honden ook naast elkaar kunnen lopen of kunnen snuffelen, zijn waardevoller dan ren spelletjes. Komen slechts twee honden met elkaar in contact, dan is de situatie voor hen beter in te schatten dan wanneer drie of meer honden elkaar ontmoeten. Intensieve contacten vereisen ook een langere periode van rust. Daarom hebben honden niet elke dag afwisselingsrijke contacten nodig. Integendeel: als deze te vaak voorkomen, kan een hond door de terugkerende stress gezondheidsschade oplopen. ‘Groepsbehandeling’ en ‘roedelopvang’: wees voorzichtig! Een hond wordt sociaal volwassener als hij leert door positieve ervaringen. Voorzichtigheid is geboden bij aanbiedingen van groepsbehandeling voor honden met gedragsproblemen. Als de veiligheid is gegarandeerd (aangelijnd, muilkorf) en de stress is niet te groot, dan kan onder begeleiding van een ervaren trainer wellicht gedrag worden omgebogen of een alternatief gedrag worden aangeleerd. Het zou echter aanmatigend zijn om te geloven dat agressieve honden elkaar kunnen behandelen. Het wordt nog bedenkelijker wanneer de mens de hond daarbij ook nog disciplineert (bestraft), lijncorrecties (rukken) of andere aversieve middelen inzet of wanneer honden met voorwerpen moeten worden gegooid. Of dat ze met stokken of met de hand gescheiden moeten worden om een escalatie te voorkomen. Ook bij zogenaamde ‘roedelopvang’ is voorzichtigheid geboden. Wanneer tot twee dozijn honden, die elkaar nauwelijks kennen, zich samen moeten bewegen op een omheind terrein, kan het er onschadelijk uitzien. Maar dit is niet het geval voor honden die zich ongemakkelijk of bedreigd voelen, laat staan aangevallen of opgejaagd. Naast angst worden dan ook ontsnappingsstrategieën, verdedigingsstrategieën of - als alles niet werkt - aanvalsstrategieën aangeleerd. Bijtincidenten gebeuren vaak pas nadien, wanneer de opgebouwde stress zich ontlaadt... Nergens ter wereld zouden honden elkaar vrijwillig ontmoeten voor massabijeenkomsten of socialisatieoefeningen. Als ze een vrije keuze hadden, zouden ze daar met een grote boog omheen lopen. Dit is precies het punt, dat wij mensen van de hond kunnen leren. Roman Huber Pijlers voor het leren: => Voldoende afstand => Geduld, tijd, vrije keuze => Een zo ontspannen mogelijke omgeving => Een afgepaste belasting => Vriendelijke behandeling door de mensen Killers voor het leren: => De individuele afstand negeren => Druk, dwang, ongeduld => Overvragen => Overstroming met te veel prikkels => Onvriendelijke behandeling, straffen Houd er rekening mee dat een hond geen plantencellen kan afbreken.
Bied daarom alles fijngehakt (kruiden/kiemen of fijn gemalen (amandel/pompoenzaad) aan. Ook groenten kunnen fijngemalen worden of kunnen worden geblancheerd. Deze voorbereidingen zijn nodig zodat je hond alle belangrijke voedingsstoffen eruit op kan nemen. Geef naast een vers vlees voeding niet te veel of te vaak aan spinazie. Spinazie bindt zich aan calcium. In dit artikel:
Neem je bange hond serieus Honden kunnen net als mensen angsten hebben. Een hond kan bang zijn voor onweer, voor bepaalde mensen, voor bepaalde situaties, voor de dierenarts of hij is bang om alleen te zijn. Angst is een complexe emotie. Je kunt dit niet in een handomdraai veranderen. Zeker als je hond vaak angst ervaart, gaat dat ten kosten van het welzijn en raden we je aan om een deskundige in te schakelen om het probleem in kaart te brengen en te beoordelen hoe de angst het beste kan worden aangepakt. Kun je angst bij je hond belonen?Met name rond de jaarwisseling heeft angst een grote impact op veel honden en hun eigenaren. Hondeneigenaren zijn bezorgd over hun hond en gaan dan op op internet op zoek naar advies. Regelmatig zie je op het web het advies dat je een bange hond compleet moet negeren. Want als je aandacht schenkt aan de angst, dan zou je daarmee de angst versterken. Het wordt tijd die gedachte te ontkrachten, want helaas is dat advies niet juist. Inmiddels hebben we nieuwe inzichten verworven en weten we dat het anders ligt. We dienen ons te realiseren dat gedrag en emotie niet hetzelfde zijn, ook al zijn ze vaak wel aan elkaar verbonden. Gedrag kun je inderdaad versterken door het gedrag te belonen. De hond zal dan het gedrag vaker gaan vertonen. Maar emotie is geen gedrag. Je kunt een emotie niet bekrachtigen, dus ook angst niet. In Handbook of Applied Dog Behavior and Training, Etiology and Assessment of Behavior Problems van Steven Lindsay staat het volgende: “The critical issue at stake here is that underlying emotional arousal is not responsive to rewards and punishers in the same way that overt voluntary behavior is affected by instrumental consequences – one cannot punish or reward an emotion.” Je kunt een bang persoon (een mens of een hond, dat maakt niet uit) niet nóg banger maken door ze te troosten. In tegendeel, je biedt juist veiligheid en rust. Je hond steunen is juist goed Angstige honden hebben baat bij jouw aanwezigheid, ook is wetenschappelijk aangetoond dat aanraking de angst vermindert. Een bange hond voelt zich gesteund en veilig bij jou (Lynch et al., 1967). Men heeft ook ontdekt dat het aaien van een bange hond ervoor zorgt dat de aanmaak van het gelukshormoon oxytocine wordt gestimuleerd (Odendaal & Meintjes, 2003). Zoekt je bange hond contact en steun bij jou, dan is het dus juist goed om dat te geven. Is angst besmettelijk? Waar je als eigenaar wel op moet letten is jouw eigen houding en emoties. Je kunt angst niet bekrachtigen, maar je kunt jouw angst wel overbrengen op je hond. Honden zijn gevoelig voor onze emoties en als wij bang of gestresst zijn dan zullen ze dat zeker oppikken. Stel je voor, je loopt door een donker bos. Normaal ben je niet bang voor het donker, maar nu loop je hier met iemand die dat juist wel is! Deze persoon hoort ieder geluidje en schrikt om de haverklap van verdachte schaduwen en dieren die plotseling tevoorschijn komen. Jouw hart zal op een gegeven moment echt wat sneller gaan kloppen dan normaal, je begint je steeds minder op je gemak te voelen. Een ander voorbeeld van besmettelijke angst is massahysterie. Er hoeven op straat maar een paar mensen bang één kant op te rennen en je gaat vanzelf in blinde paniek mee rennen, ook al weet je niet eens waarom of waarvoor. De aap en de slang Resusapen die in het wild leven, komen met regelmaat slangen tegen. De resusapen zijn stuk voor stuk bang voor slangen. Is deze angst aangeboren of aangeleerd? Onderzoekers Joslin, Fletcher, & Emlen (1964) ontdekten dat resusapen in gevangenschap die angst niet kenden. Zij hadden immers nog nooit een slang gezien. Hieruit kun je concluderen dat de angst voor slangen dus aangeleerd is. En nu komt het; een andere groep wetenschappers (Cook & Mineka, 1980) gingen een stap verder. Zij confronteerden wilde resusapen met een slang TERWIJL een andere groep resusapen (die in gevangenschap leefden) toekeken. Wat was het gevolg? De tweede groep apen was aanvankelijk niet bang voor slangen, maar na het zien van de angst bij de eerste groep wilde apen, leerden zijn ook bang te zijn voor slangen. Hoe heftiger de eerste groep apen reageerden op de slang, des te heftiger was ook de reactie bij de toekijkende groep. Dit geeft aan hoe krachtig sociaal leren is. AngstzweetWetenschapper Biagio D’Aniello van de Universiteit van Napels heeft onderzocht of honden in staat zijn onze emoties d.m.v. geur waar te nemen. Hij liet een groep vrijwilligers video’s bekijken, die de emoties angst en geluk opriepen. Vervolgens werden er zweetmonsters afgenomen bij deze vrijwilligers en deze monsters werden gepresenteerd aan honden. Angstzweet zorgde voor een versnelde hartslag bij de honden en de honden vertoonden meer stress-signalen en zochten vaker steun bij hun eigenaar. Dit gebeurde niet bij het waarnemen van ‘gelukszweet’ en een neutrale geurcontainer. Honden kunnen blijkbaar onze angst waarnemen en er zelf ook ongerust en angstig van worden. Stress beperkt het leren Leerprocessen worden stilgelegd bij een hond die in overlevingsmodus gaat. Als een hond doodsbang is, heeft trainen dan ook weinig zin. Je zult er dan eerst voor moet zorgen dat de prikkel wordt weg genomen of dat deze niet meer eng is door bijvoorbeeld de afstand te vergroten tot die prikkel. Met behulp van bijvoorbeeld counterconditionering en desensitisatie kun je de onderliggende emoties bij een hond beïnvloeden op het moment dat de hond nog géén emotionele reactie heeft op de enge prikkel. Ook kun je met behulp van kalmerende medicatie of massage je hond helpen ontspannen, op die manier zal je hond ook meer open staan voor training en voor het leren van nieuwe vaardigheden. Professionele hulp Wordt het dagelijkse leven van jouw hond beïnvloed door angst? Ga dan op zoek naar een gediplomeerde gedragsdeskundige bij jou in de buurt. Ga niet zomaar met iedereen in zee. Er zit veel kaf onder het koren. Waar je op moet letten bij het uitkiezen van een goed opgeleide gedragstherapeut kun je op onze website lezen. Referenties
Dit artikel is geschreven door Debby van Dongen, eigenaar van Doggo.nl.
Een mooi filmpje over wolven en de gevolgen van hun natuurlijke leefomgeving. TE VROEG CASTREREN! De AKC canine Health Foundation heeft onlangs onderzoeken gefinancierd naar het castreren van honden op jonge leeftijd. De resultaten daarvan kunnen het beleid op castratiegebied wel eens significant gaan beïnvloeden. In de VS is het zeer gebruikelijk al voor de geslachtsrijpe leeftijd te castreren, een beleid dat de laatste jaren lijkt te zijn overgewaaid naar Europa. (persoonlijke noot, bij Labradoodle’s wordt rond de 9 weken gecastreerd, en dierenartsen in Nederland vinden het heel normaal om te castreren voor het half jaar.) De resultaten van het onderzoek in kwestie suggereren echter dat er veel voorzichtiger met dit beleid dient te worden omgegaan en dan met name wat de leeftijd van de dieren betreft. Het betrof een zeer gedetailleerd onderzoek onder leiding van Dr. Benjamin Hart naar zowel kanker als gewrichtsproblemen bij drie groepen dieren binnen een geheel ras (Golden retriever), te weten niet gecastreerd, gecastreerd voor twaalf maanden en gecastreerd na twaalf maanden. Zoals men verwachtte aan de hand van eerdere resultaten, toonden de resultaten verhoogde kans op hemangiosarcoma, lymfoom, mestcel tumoren, en gescheurde kruisbanden (CCL) bij gecastreerde honden. De meest diepgaande onderzoeken werden gedaan aangaande heupdysplasie bij reuen in de vergelijking van vroege en late castratie. Het risico op de ontwikkeling van heupdysplasie bleek te verdubbelen in de vroege-onzijdig groep en bovendien uit de ziekte zich veel eerder vergeleken met zowel de intacte als de laat-castratie-groep. CCL werd in het geheel niet gezien bij intacte mannelijke of vrouwelijke honden dieren of in laat-gecastreerde vrouwelijke dieren. Bij vroeg-castraten was de incidentie CCL was 5,1 procent bij reuen en 7,7 procent bij teven, wat erop lijkt te wijzen dat vroeg-castraten een verhoogd risico geeft op CCL. Kankerlymfomen werden drie maal vaker gezien bij de vroeg gecastreerde reuen. Interessant is dat de incidentie van mast-cel tumoren (mannelijke en vrouwelijke dieren) en hemangiosarcoma (alleen vrouwelijke dieren) het hoogst waren bij de laat-castraten. Dr. Hart’s onderzoek is het eerste dat zich specifiek gericht heeft op het tijdstip van castratie. Het is al jaren bekend dat vroeg castratie orthopedische gevolgen kunnen hebben voor honden. Met deze studie liggen de eerst bewijzen nu op tafel. Meer informatie: www.akcchf.org CASTRATIE EN STERILISATIE ( WEL OF NIET DOEN?) EN WEL OF NIET OP JONGE LEEFTIJD. (ZIE BOVEN) Steriliseren is de meest gangbare naam voor het onvruchtbaar maken van vrouwelijke huisdieren. Eigenlijk gaat het om een castratie om de eierstokken verwijderd worden. De baarmoeder blijft meestal intact. Dit is ook aan te raden. Alleen bij ontsteking van de baarmoeder (of bij een andere medische noodzaak) wordt ook de baarmoeder verwijderd. Als de dieren arts anders aangeeft, kan je vragen of hij de apparatuur eigenlijk wel heeft om de eileiders alleen te behandelen, zo niet dan zou ik op zoek gaan naar een andere dierenarts. Het beste en makkelijkste is om de eileiders laparoscopisch te laten verwijderen, dit is een lichtere operatie, en ook is het herstel sneller en minder ingrijpend. De baarmoeder verschrompelt op den duur wel als de hormonen van de eierstokken wegvallen. Bij mannelijke huisdieren worden bij de castratie de testikels verwijderd. Op dit moment is het nog helemaal geaccepteerd dat labradoodle’s worden gecastreerd op zeer jonge leeftijd. Ik vind dit dierenmishandeling, de pup van 12 weken oud heeft zijn hormonen nodig om goed uit te kunnen groeien en zoals u in het wetenschappelijk onderzoek hierboven gezien heb ik het totaal niet wenselijk om de puppen op zo’n jonge leeftijd te castreren, alleen maar uit winstoogmerk. ( u kunt n.l. geen pup meer krijgen van uw hond.) Steeds vaker worden honden op jonge leeftijd – jonger dan 6 maanden al gecastreerd. Dit komt vanuit de verenigde staten (waar ze helaas denken dat wat zij verzinnen het beste is), waar vanwege zwerfhonden problemen het jong castreren van zowel reu als teef wordt gestimuleerd. (wij hebben geen zwerfhonden probleem). Voor alle duidelijkheid: met castratie word hier bedoeld het verwijderen van de testikels of de eierstokken. Er is nogal wat in te brengen tegen castratie (sterilisatie) op jonge leeftijd. Verder is het niet altijd noodzakelijk een hond te castreren (of te steriliseren). In tegendeel, er is het nodige te zeggen om de hond juist in tact te laten. STERILISATIE VAN EEN TEEF HEEFT EEN AANTAL VOORDELEN • De hond wordt niet meer loops en kan dus ook niet per ongeluk gedekt worden. • De hond ontwikkelt op latere leeftijd geen baarmoederontsteking of schijnzwangerschap meer. Hierdoor kan de levensverwachting van een jong gesteriliseerde hond toenemen. Baarmoederontsteking is een kwaal die vrij vaak voorkomt bij niet gesteriliseerde honden. Als een niet gesteriliseerde hond baarmoederontsteking krijgt moet de baarmoeder als nog worden verwijderd. Een dergelijke operatie gebeurt dan onder minder gunstige omstandigheden, met alle risico’s van dien. • Bij sterilisatie op jonge leeftijd is de kans op het ontwikkelen van tumoren aan de melkklieren veel kleiner. Vooral teven die jong zijn gesteriliseerd (voor de 3e of 5e loopsheid) blijken minder risico te lopen. • Suikerziekte (diabetes) komt vrijwel alleen voor bij niet gesteriliseerde teven de kans suikerziekte wordt door sterilisatie sterk verkleind. Castratie van de reu zou mogelijk prostaatproblemen kunnen voorkomen. Hiervoor zijn geen duidelijke wetenschappelijke bewijzen. Wel is het zo dat bij chronische prostaat problemen castratie verbetering kan geven. NATUURLIJK ZIJN ER OOK NADELEN AAN DE STERILISATIE VAN EEN TEEF OF DE CASTRATIE VAN EEN REU :• Elke operatie brengt risico’s met zien, ook een sterilisatie of castratie. Het is verstandig hierover uitgebreid met uw dierenarts te overleggen. Denk daarbij ook aan de nazorg (een aantal dagen geen trappen lopen, niet springen, etc.). • Het op jonge leeftijd castreren van reuen en steriliseren van teven geeft relatief onderontwikkelde uitwendige geslachtsdelen ( de penis en de vulva) hierdoor komen er vaker ontstekingen voor aan de voorhuid of aan de huid ronde de vulva. • Bij sommige honden zien we na de sterilisatie of castratie urine incontinentie. Dit kan kortere of langere tijd na de operatie opreden. Dit komt doordat de sluitspier van de blaas onder invloed van hormonen strak wordt gesloten. Door het verlagen van de hormoonspiegel na sterilisatie of castratie, sluit deze spier niet meer zo strak aan en kan er druppelsgewijs urineverlies optreden. Dit gebeurt meestal ‘s nachts of als de hond ligt (ontspanning) . Er zijn medicijnen waarmee dit euvel kan worden verholpen, (maar persoonlijk heb ik ervaren dat het ook blijvend kan zijn, en medicijnen niet helpen). Tevens maak je met een sterilisatie of castratie littekens, deze kunnen en zullen meestal gaan trekken waardoor, de hond jaren later andere klachten heeft ontwikkeld. Hier kan evt. geholpen worden d.m.v. I.M.T. manuele therapie zie op de home pagina I.M.T. voor honden. • Na de sterilisatie of castratie verandert de stofwisseling: de hond heeft minder energie nodig. (voeding). Denk eraan meteen na de sterilisatie of castratie minder voer te geven (circa 30 – 35 % minder). Net als bij mensen geldt; wat er niet aan komt, hoeft er ook niet af! Dus meteen na de operatie; minder voer geven en eventueel later de hoeveelheid voer verhogen werkt beter dan de hond later te laten afvallen wanneer die na de operatie te dik is geworden! Dit is het gevolg van een trager werkende schildklier. • Dat een hond door de sterilisatie of castratie sloom zou worden is een fabeltje, zegt men, maar de realiteit leert dat je het vuurtje er uit haalt, en de hond rustiger en gezapiger wordt. • Een dominante teef kan na sterilisatie dominanter worden. Verder zijn er in de regel weinig gedragsveranderingen te zien. Een gesteriliseerde teef gedraagt zich zoals ze zich altijd al gedroeg in de periode tussen twee loopsheden in. (als u ineens denkt, mijn gesteriliseerde teef doet zo anders chagrijnig, honden afbijten, verminderde eetlust zoals ze zou doen als ze loops geworden zou zijn). Reken dan even uit of ze normaal gesproken loops geworden zou zijn. Deze cyclus gaat gewoon door in de hersenen ( hormonen) alleen worden ze nu niet meer loops maar ze gedragen zich er wel naar). • Wanneer een hond op jonge leeftijd – een teef voor de eerste loopsheid, een reu ronde de zes maanden wordt gesteriliseerd of gecastreerd, groeit hij langer door. De groeischijven sluiten later, de lange botten worden langer, de ontwikkeling van het kraakbeen vermindert en de spier ontwikkeling wordt geringer door de verminderde invloed van gonadotrope hormonen (hormonen die worden aangemaakt via de eierstokken en testikels). Sterilisatie en castratie van jong honden heeft duidelijk invloed op de ontwikkeling van het skelet: gecastreerde dieren hebben langere maar juist lichtere botten. • Bij de grotere, snel groeiende hondenrassen is bekend dat deze gevoeliger zijn voor botkanker. Recent onderzoek heeft aangetoond dat honden die jong worden gesteriliseerd langer door groeien en daardoor een grotere kans op het ontwikkelen van osteosarcomen hebben. • Hoewel de kans op het ontwikkelen van tumoren aan de melkklieren bij de teef wordt verkleind, blijft de kans op het ontwikkelen van andere tumoren op latere leeftijd groter te worden. Dit geldt vooral voor hemangiosarcomen ( tumoren in de borst, het hart en de milt) en voor osteosarcomen. Tumoren in het botweefsel en we zien dit zowel bij gecastreerde reuen als bij gesteriliseerde teven. • Sterilisatie (castratie) van een hond ( teef of reu) vergroot de kans op schildklierproblemen. (de kosten die hieraan verbonden zijn als u medicatie zou moeten geven zijn aanzienlijk, de medicatie is erg duur en levenslang, tevens heeft uw hond geen fut meer. • Bij alle honden treden er vachtveranderingen op: doffe vacht, het haar gaat krullen, vacht minder waterafstotend, waardoor hij langer nat blijft (gaat stinken), haaruitval (schildklier), futloze vacht, stuggere vacht, enz. Na de castratie vermindert de werking van de schildklier (dit is ook de rede dat honden dan aankomen, en minder energie hebben). Castratie van de reu geeft niet altijd een rustiger karakter! Bepaalde vormen van ongewenst gedrag vooral angst gerelateerde gedragsproblemen zien we vaker bij jong gecastreerde honden. Met namen bij reuen die van nature wat onzeker zijn kan castratie ongewenste karakter veranderingen geven. Volgens sommige wetenschappers is het beste moment om een teefje te steriliseren de leeftijd van circa 6 a 7 maanden. Dit is nog voor de eerste loopsheid. Bij sterilisatie voor de eerste loopsheid is de kans op tumoren van het melkklierweefsel minder dan 1 % , na de 2e loopsheid een kleine 10% en na de tweede loopsheid ruim 25%. Bij jong steriliseren (6 – 7 maanden) weet je niet wanneer de eerste loopsheid gaat optreden. Ondanks dat is het niet verstandig teven te steriliseren jonger dan 6 maanden. Als de teef bij de operatie tegen de eerste loopsheid aan blijft te zitten is de baarmoeder sterk doorbloed, wat het risico op complicaties bij de operatie vergroot. Bij teven van grotere rassen kan de hormonale invloed op de groei een reden zijn om met steriliseren te wachten tot na de eerste loopsheid, (dit in verband met het langer doorgroeien in de hoogte). Wanneer er wordt gewacht tot na de eerste loopsheid, is het verstandig de teef te laten opereren zo’n 3 ½ maand (circa 100 dagen) na de loopsheid. Dit is het tijdstip waarop de doorbloeding van de baarmoeder het minst is en er minder operatierisico is. Los van een groter operatie risico is er, als de teef dichter op de eerste loopsheid wordt gesteriliseerd, ook een kans op schijnzwangerschap, aansluitend aan de operatie. (schijnzwangerschap is goed te bestrijden met homeopathie). Zet voor uzelf eens alle voor- en nadelen van sterilisatie of castratie op een rij en neem aan de hand daarvan een beslissing. Het steriliseren of castreren van uw hond is echt niet iets dat er “gewoon”bij hoort. Integendeel, het is een serieuze operatie met alle nadelen van dien. Als u bel=sluit uw hond te laten steriliseren of castreren, doe dit dan niet op te jonge leeftijd. Probeer te wachten tot de hond is uitgegroeid. Bij het op jonge leeftijd steriliseren van de hond zijn er duidelijk gevolgen voor de ontwikkeling van de hond. Dit geldt niet alleen voor de lichamelijke ontwikkeling, maar ook voor de ontwikkeling van het karakter. Pas wanner uw hond is uitgegroeid en het karakter zich heeft ontwikkelt, kunt u weloverwogen een keuze maken. Drs. A.W. van Stuijvenberg , dierenarts. En een beetje aanvulling van jeannet. Tekst afkomstig van:
labradoodle-site.nl |
Hier blaffen wij
Wij zijn een uit Roemenië afkomstige schoonheid en een temperamentvolle Spaanse Categoriën
All
|